Goed nieuws voor de ontwikkeling van onze in-situ technologie: het Europees Chemisch Agentschap (ECHA) heeft een aantal nieuwe werkzame stoffen goedgekeurd voor gebruik in desinfectiemiddelen, waaronder actief chloor uit in-situ technologie voor PT 1-5. Dit betekent dat we een centrale, Europese toelating voor onze Watter machines kunnen aanvragen.
Met de Watter machines produceren we op locatie een desinfectiemiddel door elektrolyse van zout en water. Voorheen moesten we voor elk land (en toepassing) apart een toelating aanvragen, iets wat werd bemoeilijkt door het feit dat veel desinfectiewetgeving was gemaakt voor desinfectieproducten i.t.t. onze desinfectietechnologie. Ook leverde het veel (en soms dubbele) bureaucratische rompslomp op.
Al in 1998 is gestart om de nationale wetgevingen te vervangen door één geharmoniseerd systeem. Een ongekende, gecompliceerde samenwerking, want de wetgeving van in totaal 31 landen (de EU lidstaten + Noorwegen, IJsland en Zwitserland) moest worden gelijk getrokken. Na maar liefst 14 jaar overleg werd op 22 mei 2012 de Europese Biocidenverordening (BPR) aangenomen.
Hiermee was het werk nog lang niet gedaan, want één van de gevolgen was dat alle werkzame stoffen en biociden opnieuw beoordeeld moesten worden volgens de nieuwe regels. Dossiers met informatie over de werkzaamheid, de veiligheid en de gevolgen voor milieu dienden te worden ingeleverd en alle 31 landen dienden overeenstemming te bereiken of een middel geschikt was of niet. Het eerste dossier voor in-situ geproduceerde werkzame stoffen werd al in 2007 ingediend.
Ondanks dat de BPR beter rekening houdt met de in-situ technologie, bleef het voor de beleidsmakers zoeken naar een goede afkadering. In tegenstelling tot de meeste werkzame stoffen is het product van in-situ namelijk niet constant. In het Watter systeem ontstaat een mengsel van werkzame stoffen, waarvan het voornaamste component onderchlorig zuur (HOCl) is. De precieze concentratie HOCl en de verhouding tot de andere werkzame stoffen in het mengsel is variabel en kan aangepast worden door instellingen van het systeem. De BPR vroeg echter om een strak afgekaderde definitie, zoals bijvoorbeeld 70% of 97% ethanol, maar dit is technisch niet mogelijk. Bovendien kwam men erachter dat het middel zich anders gedraagt wanneer het is gebotteld dan wanneer het rechtstreeks wordt gebruikt.
De elektrolyse van zout en water produceert een mengsel met verscheidene werkzame stoffen. De voornaamste is onderchlorig zuur (HOCl).
Er werd daarom besloten om een unieke definitie te geven aan de werkzame stof én om (op papier althans) een scheiding te maken tussen het gebottelde en rechtstreeks gebruikte middel. Het eerste is active chlorine released from hypochlorous acid genoemd en het tweede active chlorine generated from sodium chloride by electrolysis, met als definitie:
‘Active chlorine is a mixture of three species collectively known as available chlorine (chlorine + hypochlorous acid + hypochlorite anion). It is not possible to isolate active chlorine from the aqueous solution. Active chlorine as generated in solution cannot be isolated in its pure form without drastically altering its composition.’’
Veertien jaar na indiening van het dossier is ‘active chlorine’ (of HOCl, zoals het beter bekendstaat) goedgekeurd als werkzame stof voor de productgroepen 1-5. Dit betekent dat we een Europese aanvraag voor toelating kunnen doen voor toepassingen voor onder meer menselijke hygiëne, oppervlaktedesinfectie, veterinaire hygiëne, voedselhygiëne en (drink)waterdesinfectie.
Naast de voordelen omtrent het overbodig maken van massaproductie, transport en opslag van chemicaliën door in-situ technologie wordt ook bevestigd dat HOCl als werkzame stof een groot potentieel heeft. Uit onderzoek blijkt dat er tot 250x minder HOCl nodig is om hetzelfde desinfectieresultaat te bereiken als bleek (natriumhypochloriet). Deze lage dosering kent veel voordelen. Zo is er bij het gebruik van desinfectiemiddelen altijd de kans dat er ongewenste bijeffecten optreden in de vorm van bijvoorbeeld residuen. Denk maar eens aan de sterke geur van zwembadwater, door reactie van chloor met organische stoffen zoals urine. Door veel minder werkzame stof te hoeven gebruiken, wordt de kans op dit soort bij-effecten ook zeer klein. Hetzelfde geldt voor de veiligheidsrisico's die het gebruik van desinfectiemiddelen met zich mee brengt. Zo kun je in theorie alcohol of bleek prima gebruiken om drinkwater te ontdoen van bacteriën, maar is het daarna niet meer veilig om op te drinken.
Eén van de toepassingen waarvoor een toelating aangevraagd kan worden is drinkwaterdesinfectie.
Ook is HOCl één van de minst schadelijke werkzame stoffen. Zo is het bijvoorbeeld niet brandbaar (in tegenstelling tot ethanol/alcohol) of irriterend (zoals bijvoorbeeld bleek). Sterker nog: HOCl is het stofje dat onze eigen afweercellen maken om ziekteverwekkers in ons lichaam te bestrijden. Daardoor heeft het de eigenschap dat het wél werkzaam is tegen micro-organismen, maar niet tegen mensen. Concreet betekent dit dat bij gebruik van HOCl er met minder desinfectiemiddel een hogere werkzaamheid wordt gehaald, wat milieuvriendelijker, veiliger en voordeliger is. Het oordeel van ECHA is een bevestiging voor ons bedrijf dat verduurzaming van desinfectiemiddelen nu ook erkenning krijgt in Europa.
Helaas betekent dit nog niet dat we al per direct heel Europa kunnen bedienen. Het ECHA heeft goed werk geleverd om in-situ op te nemen in de wetgeving, maar dit proces kostte wel 15 jaar. Nu de werkzame stof is goedgekeurd moet er nog worden gekeken naar de specifieke toepassingen van ons product. Onze verwachting is dat dit nog vier tot vijf jaar kan duren.
In de tussentijd zijn we onder de nationale wetgevingen op de markt. Onze apparatuur staat in meerdere Europese landen en wordt breed ingezet van de agrarische tot de industriële en gezondheidssector. Het feit dat het ECHA de werkzame stoffen nu centraal heeft goedgekeurd is een prachtige bevestiging voor ons als bedrijf en een fantastische stap in de verduurzaming van desinfectie. Onze volhardendheid wordt beloond.
Over de auteur
Reinoud is als moleculair microbioloog werkzaam voor Watter BV en houdt zich dagelijks bezig met wet- en regelgeving omtrent biocides.