Biggen die net gespeend zijn, hebben behoefte aan voldoende vers en schoon water. De biggen krijgen geen vocht meer binnen via de melk, maar moeten alles opnemen via de drinknippels. Doen ze dit niet voldoende, dan eten ze ook minder en groeien daardoor ook minder snel [1]. Hoe kunt u ervoor zorgen dat uw gespeende biggen genoeg water binnen krijgen?

In deze blog leest u over:

Drinknippels of drinkbakjes

Water kan aangeboden worden via drinknippels of drinkbakjes. Wanneer drinknippels gebruikt worden is het van belang deze met de juiste doorstroom en op de juiste hoogte te installeren. Is de drinknippel niet op het juiste niveau dan lukt het de big niet een goede drinkhouding aan te nemen. Dit zorgt voor een toenemende vermorsing. Zorg er daarnaast ook voor dat de waterafgifte juist is ingesteld. Gaat de waterafgifte te snel, dan spuit het water de bek in en komt in de neus terecht. Hierdoor ervaart de big het drinken van water als vervelend. Een nippel die 500 milliliter per minuut afgeeft is goed. Hierbij geldt wel dat de biggen moeten beschikken over een goede slikcapaciteit. Wanneer biggen van jonger dan vier weken gespeend worden dan is 250 milliliter beter. Ook is het belangrijk dat er voldoende drinknippels beschikbaar zijn. Een drinknippel per 10 biggen is het minimum. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van drinkbakjes zorg er dan voor dat de waterkwaliteit in de bakjes goed gewaarborgd wordt. In het lekbakje blijft water staan. Hier krijgen bacteriën, virussen, schimmels en gisten alle ruimte om te groeien. Om de waterkwaliteit te waarborgen moet de veehouder elk bakje dagelijks schoonmaken en ontsmetten. Houd er hierbij rekening mee dat dit een tijdrovende taak is [2].

Watersysteem

Pas gespeende biggen drinken nog maar weinig waardoor de doorstroom in de leidingen laag is. Daarnaast is het in een opfokafdeling vaak erg warm, zeker bij de opleg van de biggen. Het water in de leidingen warmt hierdoor op. Dit stimuleert de groei van bacteriën en schimmels. Om deze groei te voorkomen is een goed aangelegd watersysteem van belang. Daarnaast kan groei voorkomen worden door het toevoegen van een desinfectiemiddel aan het water [2].

Bijvoeren

Op de laatste dag bij de zeug krijgen biggen nog minstens 0,8 liter vocht binnen via de melk. Na het spenen moeten de biggen genoeg vocht binnen krijgen door het drinken van water. Als ze niet genoeg drinken, zullen ze ook te weinig eten. Probeer het drinken van water dus zoveel mogelijk te stimuleren. Een optie om het drinken te stimuleren, is door het bijvoeren van water. Door naast het drinken uit de drinknippels of drinkbakjes uit het watersysteem ook een schaal met water in de stal te zetten, kunnen de biggen samen drinken zoals ze dit ook bij de zeug deden. Hierdoor is de wateropname beter te controleren. Doe dit ongeveer vijf tot zeven dagen, waarbij op de laatste dagen de hoeveelheid afgebouwd wordt. Hierbij is het belangrijk dat het water in de schaal gelijk is met het water in het drinkwatersysteem. Hiertussen moet geen smaakverschil zitten, zodat de overgang goed verloopt [3]. De wateropname van biggen die worden bijgevoerd is in kaart gebracht door middel van een proef. Hierbij zijn biggen geplaatst in hokken met enkel drinknippels. Per tien biggen was een nippel aanwezig die 500 milliliter per minuut gaf. Hierbij was te zien dat in de zes dagen na spenen een big gemiddeld 3,7 liter water opnam. In een ander hok waren zowel drinknippels als een schaaltje aanwezig. Hier nam een big in dezelfde periode gemiddeld 4,1 liter water op [4].

Speenstress

Bij het spenen kunnen de biggen enige mate van speenstress ervaren. Dit heeft een impact op de gezondheid en weerstand. Speenstress komt onder andere voort uit het overschakelen naar vast voer. Ook de afweerstoffen uit de melk vallen weg, wat invloed heeft op het immuunsysteem van de biggen. Door de omstandigheden in zowel de kraamstal als na het spenen te optimaliseren verloopt de overgang beter [5].

Waterkwaliteit op peil houden

Gespeende biggen hebben veel belang bij drinkwater van goede kwaliteit. Dit houdt in dat water ten eerste smakelijk is, ten tweede geen schadelijke stoffen bevat en ten derde altijd beschikbaar is. Zowel de chemische als de microbiologische kwaliteit speel bij de ze eisen een rol. Deze eisen zijn terug te vinden op de site van IKB Varken [6]. Zoals hierboven beschreven beïnvloeden warme leidingen of het gebruik van drinkbakjes de microbiologische kwaliteit van het water. Door de groei van bacteriën en schimmels kan er in de leidingen biofilm groei optreden. Biofilm bestaat uit bacteriën die zich hechten aan de leidingen. Dit zorgt ervoor dat de leidingen vernauwen en de doorstroom van het water verhinderd wordt. De doorstroom door de nippels voldoet hierdoor niet meer aan de gewenste snelheid. Daarnaast leidt de verspreiding van bacteriën, virussen, schimmels en gisten via het water tot ziekte bij de biggen. De biggen zijn hier na het spenen extra vatbaar voor als er sprake is van speenstress. Hierdoor zijn ze bijvoorbeeld extra vatbaar voor speendiaree veroorzaakt door de E.coli [7].

De groei van bacteriën en schimmels en de vorming van biofilm kunt u voorkomen door het water te desinfecteren. Dit is op een veilige en duurzame manier mogelijk met het Watter-systeem. Het Watter-syteem produceert een desinfectiemiddel op basis van hypochlorigzuur (HOCl). Het middel wordt geproduceerd uit enkel water, zout en stroom en is te gebruiken in lage concentraties. Door middel van het Watter-systeem wordt de drinkwaterkwaliteit aanzienlijk verbeterd.

Wilt u meer weten over het belang van drinkwater desinfectie?

Neem contact op voor meer informatie

Jantiena Lamberink

Jantiena Lamberink

Jantiena is een microbiologe bij Watter, die zich voornamelijk richt op wetenschappelijk onderzoek binnen onze onderzoeksafdeling. Ze controleert de algehele gezondheid van vee en draagt bij aan diverse lopende onderzoeksprojecten. Jantiena bezoekt boerderijen en geeft advies over onze desinfectieoplossingen op basis van haar expertise. Door haar werk speelt ze een cruciale rol in het waarborgen van de effectiviteit en toepasbaarheid van onze oplossingen in de praktijk van de agrarische sector.