Interview met varkenshouder

 

In het decembernummer van Varkensbedrijf staat een duidelijke reportage met één van onze klanten in de varkenshouderij. Heeft dit uw interesse gewekt neem dan contact met ons op voor meer informatie of een vrijblijvende afspraak.

"Om topresultaten te blijven draaien, zoekt Herrald Klaassen continu naar verbeteringen. Toen hem onder ogen kwam hoe de binnenkant van zijn drinkwatercircuit eruit zag, werd hij zich bewust van het belang van gezond drinkwater. Na diverse strategieën te hebben geprobeerd, investeerde hij in techniek die zich bewezen had in industrie en gezondheidszorg. De flinke investering nam hij voor lief, omdat een verbeterde kwaliteit van het drinkwater zich altijd terugbetaalt."

Op het bedrijf van Herrald en Hennie Klaassen overheerst de eenvoud. Geen ingewikkelde voerstrategieën met diverse soorten voer; alleen een lacto en een drachtvoer wordt er aan de zeugen verstrekt. Papjes of poedertjes is ook niet aan hen besteed; de pasgeboren biggen in de kraamstal krijgen karnemelk in een schaaltje ter ondersteuning van de zeug. “Karnemelk is een zuur, maar smakelijk product en is ook nog eens goedkoper dan ander voedingsmiddelen”, zegt Herrald, terwijl hij samen met zijn vrouw Hennie door de kraamstallen loopt.

In 2011 heeft het bedrijf een vergrotingsslag gemaakt naar de huidige 1.350 zeugen. Daarbij heeft de familie Klaassen heel goed naar de kosten gekeken. “Onze oudere kraamstallen hebben verwarming, maar die is nooit aan. Daarom hebben we ook geen verwarming aangelegd. Verse lucht wordt nu met een buis bij de zeug gebracht. Dat werkt heel goed. Onze filosofie is goede technische resultaten boeken met een simpele bedrijfsvoering.”

Waterleiding

Met de filosofie van de familie Klaassen in het achterhoofd, is het opmerkelijk dat ze in 2015 een installatie aanschafte die het drinkwater doorlopend reinigt. Ruim 22.000 euro kostte het systeem van de firma Watter. Herrald grijpt terug naar de verbouwingsperiode in 2011, om aan te geven waarom hij deze investering noodzakelijk achtte. “Vanaf 2011 hebben we onze speenbiggen op locaties in Duitsland. Dat gaf ons de mogelijkheid om binnen het bestaande bouwblok te groeien naar 1.350 zeugen. Tijdens de bouw? en verbouwperiode moest de waterleiding ook regelmatig omgelegd en aangepast worden. Het viel mij op dat de doorgezaagde leidingen serieus belast waren met een biofilm, terwijl ik ervan overtuigd was dat ons eigen bronwaterinstallatie met dubbele ontijzering water van goede kwaliteit gaf.”

Inmiddels weet Klaassen dat het distributiekanaal met diverse leidingen in warme omstandigheden veel meer van invloed is op biofilmvorming dan de kwaliteit van het bronwater. Over het algemeen mag worden aangenomen dat bron? of leidingwater altijd goed is. IKB?certificeringen nemen dat ook mee in haar beoordelingen. Maar een meting aan de bron zegt hoofdzakelijk iets over de chemische samenstelling van het water, waarmee bijvoorbeeld de hoeveelheid ijzer en mangaan bedoeld worden. De meting aan de bron zegt niets over de microbiologische verontreiniging die plaatsvindt in het drinkwatercircuit.

Deze verontreiniging ontwikkelt zich door verschillende omstandigheden, maar het klimaat in de stal is daarbij een belangrijke stimulans. Ook het gebruikte leidingmateriaal is van invloed. “Ons leidingnetwerk bestaat uit hard pvc en tyleen, waarvan met name tyleen gevoelig is op de aanslag met biofilm. Daarom besloot ik na de verbouwing serieus met het drinkwater aan de slag te gaan, want ik zag dat het een ondergeschoven kindje was op het bedrijf”, vertelt Klaassen.

Reinigingsmiddelen

In de jaren die volgden probeerde Klaassen verschillende strategieën om het circuit te reinigen. Hoewel de ene beter werkte dan de andere, liepen ze allemaal stuk op de distributie en planning. “Op papier is het makkelijk te plannen om regelmatig leidingen schoon te maken, maar in de praktijk valt dat vies tegen. We streven naar een hoge bezettingsgraad, dus een afdeling staat nooit een tijdje leeg. Na het spenen op donderdag, reinigen we de afdeling meteen. Vrijdag komt vervolgens de volgende werpgroep binnen. Sla je de reiniging van het systeem een weekje over, dan is er weer een biofilm gevormd. Maar dat is wel een reëel risico als de planning een keertje anders loopt.” De producten die er zijn en wel veilig ingezet kunnen worden bij een bezette stal, kunnen niet op het enthousiasme rekenen van Klaassen. ”Die producten hebben niet het reinigende effect. Als ik bijvoorbeeld een nippel moest vervangen, dan zag ik op het filtertje wat slijm liggen. Dat is voor mij de bevestiging dat er een biofilm in het circuit zit.”

In zijn zoektocht naar alternatieven kwam Herrald bij de firma Watter terecht. Watter heeft een machine ontworpen die op locatie een desinfectiemiddel produceert vanuit water en zout. Watter is een EU?gepatenteerde techniek, die door TNO is goedgekeurd als preventieve maatregel tegen bacteriën, schimmels en virussen. Naast industrieel gebruik - preventie van legionella in bijvoorbeeld koeltorens- en toepassingen in de gezondheidszorg (bestrijding van MRSA-bacteriën in ziekenhuizen), heeft Watter nu ook afzet gevonden in de veehouderij, met de pluimvee-, melkvee- en varkenshouderij voorop.

De installatie bestaat uit een unit die vlakbij de bronpomp op het inkomende leidingwater geplaatst wordt. Met enkel de input van zouttabletten treedt in de unit een scheikundig proces in werking, die continu een lage concentratie van een oxiderende desinfectiemiddel (oxidant) in de leidingen vermengd. De eigenschap van een oxidant is dat het eiwitstructuren afbreekt, terwijl biofilm juist is opgebouwd uit eiwitten. Na de afbraak van de biofilm lost deze op en wordt ook voorkomen dat er nieuw biofilm gevormd wordt. Een biofilm kan zich namelijk binnen twee weken weer opnieuw opbouwen.

Kosten/baten

Klaassen ging echter niet over één nacht ijs bij de beslissing om te investeren in de installatie. Ondanks het waterverbruik dat gepaard gaat met zijn bedrijfsomvang, was één unit met een desinfectiecapaciteit van minimaal 1.000 liter per dag voldoende. “Voorafgaand hebben we monsters genomen uit het circuit en heb ik gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de installatie de eerste vijf maanden tegen een vergoeding van 500 euro per maand te testen.” Begin april 2015 werd de unit geïnstalleerd. Om te starten was een gering aantal instellingen nodig. In beginsel werd een concentratie van 2 procent gehanteerd om de biofilm los te weken, maar na een week kon de dosering terug naar 1,5 procent. Deze concentratie houdt Klaassen nu nog steeds aan.

Na een half jaar werden opnieuw monsters genomen en uit de herhalingsmonsters bleek dat het kiemgetal flink gedaald was en er geen kiemen meer werden aangetroffen. Omdat de dieren zich ook beter toonden, was Klaassen overstag. Hij liet de installatie staan, net als 90 procent van de gebruikers in de varkenshouderij die eerst een proefperiode draaien. Voor 400 euro per maand (exclusief verbruikskosten) is Klaassen een leaseconstructie aangegaan met Watter. Een extra voordeel haalde de varkenshouder uit MIA (27 procent) en Vamil (75 procent), wat in combinatie met financial lease is toegestaan. In 2016 en in 2017 is deze fiscale voorziening ook van toepassing op de installatie.

De unit vraagt weinig arbeid, aldus Klaassen. “Ik hoef er zelf eigenlijk niets aan te doen. Eén keer per week moet ik het zoutvat bijvullen, maar verder heb ik geen storingen.” Het onderhoud en service wordt door Watter uitgevoerd en kost Klaassen 700 euro per jaar. Daarbovenop komen de kosten voor het zout. Klaassen schat in dat de jaarlijkse kosten voor gebruik en onderhoud ongeveer 1.500 euro bedragen. “Daartegenover staat dat ik verzekerd ben van goed drinkwater, zonder de kosten en de arbeid van reinigingsmiddelen.” Watter zelf geeft aan dat de totale kosten van per m3 schoon drinkwater ongeveer 18 cent bedragen. Dat is inclusief afschrijving, service, zout, stroom en water.

Op dierniveau kan Klaassen de effectiviteit van schoon drinkwater moeilijk meten, geeft hij eerlijk toe. “De keuze is deels op mijn gevoel gemaakt, maar ik zie wel dat de zeugen in de kraamstal meer water opnemen. Dat is ook de diergroep waarvan ik zeker weet dat een hogere wateropname leidt tot betere resultaten.” Wel heeft hij met de vleesvarkens een verbeterslag gemaakt. Voorheen leverde Klaassen de zelf afgemeste vleesvarkens in Duitsland af onder salmonella klasse III; sinds de unit er staat, levert hij onder klasse I.

“In de vleesvarkensstal heb ik een tijdje met een redelijk agressief zuur gewerkt, dus in eerste instantie dacht ik dat dat succesvol was. Maar inmiddels ben ik gestopt met het zuur en is de salmonellastatus niet veranderd.” Omdat het risico op salmonella helemaal in te perken, zou Klaassen ook installaties moeten plaatsen bij zijn speenbiggenstal? en vleesvarkensstal in Duitsland. “Dat zijn echter twee locaties, waarbij ik per locatie nog meerdere units moet plaatsen in verband met de afstand tussen de stallen onderling. En meerdere units plaatsen is me op dit moment nog te kostbaar. Maar mocht het tegen een acceptabele prijs gerealiseerd kunnen worden, dan zal ik het zeker overwegen.”